Hallux Rigidus (slijtage grote teen)
In de voorvoet is het gewricht tussen het eerste middenvoetsbeentje en de grote teen de meest voorkomende plaats van slijtage (artrose). Dit komt vaak voor op oudere leeftijd. Doordat dit gewricht de grootste druk opvangt bij het afwikkelen van de voorvoet is dit vaak het meest vatbaar voor artrose. Indien er tevens een scheefstand is (valgus), dan is er sprake van een hallux rigidovalgus.
Oorzaken
De belangrijkste oorzaak is primaire artrose, waarbij de leeftijd een rol speelt in de ontwikkeling van deze aandoening.
Bij secundaire artrose kan op basis van een andere aandoening of ziektebeeld een versnelde slijtage optreden van dit gewricht. De belangrijkste oorzaken zijn jicht, reuma en een eerder doorgemaakte botbreuk. Ook kan een langer bestaande standsafwijking van de grote teen (hallux valgus) oorzaak zijn van asymmetrische belasting waardoor slijtage ontstaat.
Klachten
Door de slijtage treedt een vormverandering van het gewricht op. Het lichaam maakt meer bot aan, dit is soms aan de buitenkant van de voet te zien. Ook treedt stijfheid van het gewricht op en is de grote teen minder beweeglijk. Dit kan hinderlijk zijn bij het afwikkelen van de voorvoet. De belangrijkste klacht is pijn. In een vroeg stadium treedt de pijn vooral op tijdens belasten van de voet. Bij ernstige slijtage is soms in rust of 's nachts ook sprake van pijn of vervelende steken ter plaatse van het gewricht.
Diagnose
Uw behandelend arts stelt de diagnose door verrichten van lichamelijk onderzoek en het maken van een röntgenfoto van de voet.
Behandeling
Aanvankelijk zal uw orthopaedisch chirurg de aandoening proberen te behandelen zonder te opereren (conservatief). Hierbij krijgt u een zogenaamde afwikkelvoorziening met zoolverstijving onder de schoen, waarbij het afwikkelmoment van de voet dichter bij de hiel komt te liggen. Zo wordt het versleten gewrichtje ontlast.
Als ondanks bovengenoemde maatregelen het gewricht pijnlijk blijft, kan besloten worden om te opereren.
De operatie vindt plaats op de operatiekamer, u wordt hiervoor 1 nacht (2 dagen) opgenomen.Er zijn twee soorten operaties, de arthrodese en de resectie-arthroplastiek.
Tijdens de operatie wordt het gewricht tussen het eerste middenvoetsbeentje en de grote teen vastgezet. Dit gebeurd met enkele schroeven of een klein metalen plaatje.
Voor de operatie bespreekt uw behandelend chirurg met u in welke stand dit zal gebeuren. Hierbij wordt voornamelijk rekening gehouden met het feit of u na de operatie vaak op schoenen met een hak wenst te lopen.
Op oudere leeftijd kan gekozen worden voor een operatie waarbij een deel van het gewricht weggehaald wordt (resectie). Het gewricht is aanvankelijk slap, maat door vorming van littekenweefsel wordt het gewricht in ongeveer 6 weken vanzelf weer steviger. Het voordeel van deze techniek is dat de teen mobiel blijft en dat de revalidatie wat sneller is dan bij de arthrodese. Aangepast schoeisel is na de operatie niet nodig. Het nadeel van deze operatie is een verminderde afzetkracht, vandaar dat deze ingreep niet bij jonge mensen verricht wordt. De teen wordt altijd wat korter door de ingreep.
Nabehandeling
ArthrodeseNa de operatie krijgt u gips om de voet. Na de operatie mag u met een speciaal klittenbandschoentje belasten.Na zes weken wordt dit gips verwijderd, en mag u de voet weer in een schoen belasten. Uw schoen moet vanaf de operatie voorzien zijn van een afwikkelvoorziening, zoals eerder uitgelegd is.
Na de operatie krijgt u een drukverband om de voet. Na de operatie mag u met een speciaal klittenbandschoentje belasten. Na zes weken wordt dit verwijderd, en mag u de voet weer in een schoen belasten.
Complicaties
Wondinfectie: in dit geval zult u enkele keren extra gecontroleerd worden en mogelijk gedurende een aantal dagen behandeld worden met antibiotica in tablet of capsulevorm
Pseudarthrose: soms groeit het bot tussen het middenvoetsbeentje en de grote teen niet binnen de verwachte tijd van 6 weken aan elkaar. Uw behandelend chirurg kan dan besluiten, u langer met gips te behandelen. Soms moet in zo'n geval nog een tweede keer geopereerd worden.
Thrombosebeen: hiervoor wordt u geadviseerd na de operatie zo snel mogelijk uw kuitspier te gaan oefenen. Dit doet u door uw voet telkens op en neer te bewegen ("richting de neus trekken en naar de grond te bewegen.") Als u onderbeensgips heeft dat deze bewegingen niet toelaat, wordt u voor die tijd beschermd met een bloedverdunnend medicijn Fraxiparine.
Bron: Rijnland Orthopedie